Opgeven

Vandaag las ik in de weekendbijlage van Trouw een stuk over werkverslaving. Workaholic. De kernmerken zijn een veertiental aldus de geïnterviewde wetenschapper. Welke van deze veertien mij bijstaat is het voelen van onrust als je niet werkt. Vanwege schuldgevoelens, of angst om overbodig te zijn. Met als gevolg dat je altijd werkt. Je kan geen vrij nemen, delegeren is onmogelijk en natuurlijk ben je tot ’s avonds laat en in het weekend beschikbaar voor mails en tekstberichten. 

Ik las de zinnen en keek naar de werktelefoon naast mij. Zaterdagochtend en ik heb al gecheckt of er berichten zijn. Het is goed weer. De deuren naar de tuin staan open. De warme lucht strijkt over mijn huid. Ik denk terug aan jaren terug toen mijn ouders op bezoek waren. In de auto rijden we door de smaragdgroene bergen van de Colombiaanse Andes. Ergens aan de rand van een spectaculaire kloof die de Grand Canyon doet verbleken parkeer ik de auto bij een restaurantje aan de weg zodat we iets kunnen eten voor de lunch. Wat in Latijns-Amerika de maaltijd van de dag is. Mijn ouders en mijn familie zitten ervan te genieten. Tenminste dat denk ik, want veel krijg ik er niet van mee. Ik zit mij ongelofelijk boos te maken over berichten die ik lees op mijn BlackBerry (dit speelt al wat langer geleden). Ik voel de blik van mijn moeder en mijn vader, ze zeggen niets natuurlijk. Maar ze missen mij. Geen idee waar ik mij toen zo boos over maakte. 

Aan het begin van de lock-down vanwege de pandemie ruimde ik op om mijn thuiskantoor in te richten.. Het stelt mij voor keuzes welk oude papieren en mappen van vorige banen ik wil bewaren en van welke niet. Uiteindelijk verdwijnen lijvige dossiers, memo’s, berichten, analyses, rapporten en boekjes in meerdere grijze vuilniszakken. Overblijfselen van een ander leven. Allemaal bijzonder belangrijk in hun moment. Maar nu stof in de wind. Niemand die het zich herinnert. 

Hard werken om er te mogen zijn en pas ophouden als het werk is gedaan (dat is nooit zoals iedereen weet). Het beeld van de vuilniszakken met mijn levens erin. De herinnering van mijzelf woedend tikkend voorovergebogen over een telefoon in mijn hand mijn ouders en mijn familie negerend. Ik voel mij belachelijk. 

Het fijnste aan werk is dat een doel geeft. Ik ben nodig. Door er altijd te zijn voor werk voelt het alsof ik mijn leven in de hand heb. Terwijl de vuilniszakken bewijzen dat juist dat onzin is. Er is niets wat ik de hand kan houden. Alles is tijdelijk en leeg volgens het boeddhisme. Dit weten zou moeten helpen om los te laten. Mijn obsessie om te garanderen dat ik nodig ben op te geven. Volgens diezelfde boeddhisten hangt ook alles af van de intentie. Keihard werken uit angst om overbodig te zijn is stof in de wind. Hetzelfde doen als gift is alles. Hetzelfde doen, compleet ander verhaal. Opgeven is geven. Een weg om te gaan.